Over gedichten schrijven
In mijn studietijd ben ik begonnen met het schrijven van gedichten. Soms 1 per maand, soms 12 in een slapeloze nacht. Dit weblog is het resultaat van papiertjes, bierviltjes, giro-enveloppen en vloeiboekjes. Gedichten maken is voor mij altijd een rode draad geweest. Ze moeten wel lichtvoetig zijn en zo schrijf ik ze dus ook. Gewoon spelen met taal. Ik probeer de scherpe randjes van al te literaire hoogdravendheid af te halen. Poëzie is soms om te huilen, maar ook: “Poëzie, er mag weer gelachen worden!”
In mijn gedichten probeer ik een verhaal te condenseren tot de essentie met simpel vers, heldere beelden, duidelijke metaforen en eenvoudig taalgebruik. De inspiratie van een gedicht komt uit associatief denken naar aanleiding van een zin, een beeld een opmerking. En zo maak ik een plaatje, dat tot de verbeelding moet spreken. Een van de wapens die ik daarbij gebruik is humor.
Wie zijn mijn voorbeelden. Dat is een lastige. Ieder gedicht is persoonlijk, ieder gedicht heeft een eigen dynamiek. Maar kijk ik naar een heel ouvre, het verzamelde werk van een dichter, dan kom ik al snel tot de conlusie dat ik me verbonden voel met dichters die vaak niet als zodanig worden gezien. rijmelarij-dichters, vers-dichters, liedjesschrijvers zoals: Drs. P, Annie MG Smidt, Willem Wilmink, Hans Andreus, Ivo de Wijs.
Ik denk dat dat komt omdat ik vind dat mijn gedichten niet enkel begrepen moeten kunnen worden door andere dichters, neerlandici en mijzelf, maar vooral omdat mijn gedichten ook begrepen moeten worden door tante Trees op de Tweede Kade, vriend Henk in de Tollenstraat en mijn ouders. Een dichter mag 'volks' zijn. Dat waren Speenhoff, Robben, vadertje Cats en Bredero ook. Natuurlijk kan een dichter ook complexe, moeilijke gedichten maken. Dat is zijn goed recht, maar als mijn vader een gedicht "leuk" vindt, dan vind ik dat ik het goed heb gedaan.